De FNRS heeft haar eigen wedstrijdproeven ontwikkeld die goed aansluiten op onze manier van lesgeven . Er zijn drie categorieën van proeven en per categorie zijn diverse proeven opgesteld. Voor het organiseren van wedstrijden en voor het deelnemen aan wedstrijden gelden bepaalde regels. We zullen in het kort beschrijven wat de verschillende categorieën inhouden. De proeven die te rijden zijn kun je vinden in de map ´FNRS Verantwoord Paardrijden´, die door ons te koop wordt aangeboden.
Hieronder beschrijven we de categorieën:
F-proeven: bedoeld voor dressuurwedstrijden.
C-proeven: bedoeld voor caprilli en springwedstrijden.
W-proeven: bedoeld voor westernwedstrijden. (deze beschrijven we niet)
F-proeven
De F-proeven zijn dressuurproeven die geschikt zijn voor ruiters die net beginnen met paardrijden tot en met gevorderden. Er zijn in totaal 12 F-proeven en bij 6 daarvan kan een diploma behaald worden (F2, F4, F6, F8, F10 en F12). Om naar de volgende klasse te komen moet de ruiter voldoende promotiepunten behalen. Hoe je promotiepunten kunt verdienen en wat het allemaal inhoud wordt duidelijk voor je beschreven in het kopje “De promotiepunten”. De F1 en F2 hebben nog geen galop en de figuren zijn eenvoudig. De F3 en F4 hebben simpele figuren, maar wel met galop. De F5 en F6 worden iets moeilijker met figuren en moet het laatste theorie-examen gedaan worden. Vanaf de F7 moeten de figuren nauwkeurig op de letter gereden worden. Het wordt hierdoor ook wat moeilijker. Na het behalen van de F8 diploma mogen ruiterpaspoorthouders ook meedoen aan landelijke wedstrijden van het KNHS. Hier mag de ruiter meedoen in de B-dressuur. Wanneer het F12 diploma behaald is mogen ruiterpaspoorthouders starten in de L1-dressuur van de landelijke KNHS wedstrijden.
Het formulier waarop de onderdelen van de proef beschreven staan noemen we een protocol. In het protocol vermeldt de jury haar beoordeling. De jury geeft punten voor de verschillende rij-opdrachten en beoordeelt ook de ruiter. De ruiter wordt beoordeeld op: houding, zit, beenligging en handhouding, de juistheid van de been- en teugelhulpen, regelmaat van het tempo, verzorging van ruiter en paard of pony en de algemene indruk.
De puntentelling is simpel: scoor je overal een 6, dan heb je precies genoeg voor een promotiepunt. Haal je een 5 op een onderdeel, dan heb je ergens anders een 7 nodig om het verschil goed te maken. Het gemiddelde moet dus een 6 zijn.
C-proeven
De C-proeven zijn de caprilliproeven. Caprilli is een kruising van dressuur en springen en is bedoeld als voorbereiding op springen. Elke C-proef bestaat uit twee delen; een caprilli parcours (een dressuurproef met achttal hindernissen) en klassiek parcours (alleen hindernissen). De C-proeven lopen van C1 tot en met C4 en er zijn 4 diploma's te behalen. Bij C1 liggen er wat grondbalkjes en staan er een paar lage kruisjes. De hoogte valt erg mee en ligt altijd tussen de 50 en 60 cm. Bij de C2 staan de hindernissen op een hoogte van de 60 tot 70 cm. In de C3 staat het op 70 tot 80 cm. en bij de C4 is de hoogte tussen de 80 tot 90 cm. Heb je het klassieke parcours in de C4 gehaald en heb je het laatste diploma daarmee verdiend, dan mag je aan de landelijke wedstrijden van de KNHS meedoen en mag je beginnen in de B-springen. Wanneer je een promotiepunt hebt behaald in de caprilliproef dan kun je een tweede promotiepunt halen in het klassieke parcours. Als je die twee promotiepunten hebt behaald, dan verdien je het diploma en mag je verder met de volgende C-proef. De jury geeft je voor elke behaalde promotiepunt een stempel in je paspoort.