Bij paardrijden heb je als ruiter niet alleen met je eigen gedrag te maken, maar ook met het gedrag van je paard. Een paard is een (kudde)dier dat onverwachts kan reageren. Wil je paardrijdblessures in de omgang met je paard voorkomen? Zorg dan voor voldoende kennis over je paard, zodat je je eigen gedrag hierop kan afstemmen.
Het paard is van oorsprong een kuddedier hetgeen betekent dat het gewend is in die kudde strak leiderschap te accepteren. Voor ruiters is dat een belangrijk gegeven. Het paard stelt strakke en duidelijke leiding op prijs en houdt helemaal niet van een aanpak vol tegenstrijdigheden. Het weet daar geen raad mee en gaat zich dan onvoorspelbaar gedragen.
Paarden kunnen onze taal niet verstaan maar wel begrijpen of aanvoelen. Zeker wanneer er oogcontact is en de ruiter het paard luid toespreekt.
Een ruiter moet eigenlijk in de huid van het paard kunnen kruipen. Vooral bij het inschatten van geluiden, geuren of voorwerpen waarvan het kan schrikken. Want naast kuddedier was en is het paard ook een vluchtdier. De eerste schrikreactie is die van het op de vlucht slaan. Een ruiter met aandacht voor het paard zal vaak een schrikreactie zien aankomen. Hij kan er dan op inspelen door het dier gerust te stellen of een veiliger plek op te zoeken, waar ruiter en paard de schrikreactie kunnen verwerken.
Verdiep je eens in het wezen van je paard; in het paard dat nog steeds banden heeft met die kudde van heel lang geleden. Het paard dat echter vertrouwen geeft aan de ruiter die vertrouwen toont.